maandag 24 januari 2011

vergeten

Hollands herfstweer. Her en der is in de hemel nog wel een snippertje blauw te vinden, maar voor alles word ik getroffen door de prachtige wolkenpartijen die boven de stad hangen. De bovenkanten lijken op sneeuwwitte bloemkolen, blinkend van zonlicht, de onderkanten zijn donker en grijs. Een straffe wind jaagt ze langs het zwerk. Her en der zijn die onderkanten gerafeld. Regenvlagen? Niet hier, niet nu. Nog steeds zijn de meeste bomen donkergroen, maar er is ook al geel en bruin en rood te bekennen en ik zie zwermen vogels die op doortocht zijn naar warmere streken. Het zomert nog wat na, maar de herfst is een feit.
Onder mijn jack draag ik een warme trui, mijn wangen tintelen, mijn neus is waterig. Mijn handen vragen nog niet om handschoenen, maar ze herinneren zich nog goed de strenge winter die nog maar ruim een half jaar achter ons ligt.

De pedalen van mijn fiets draaien traag rond. De wind komt van opzij. Ik neem een lagere versnelling. Mijn benen zijn nog niet zo sterk. Mijn hoofdhuid gloeit, er loopt een zweetdruppel over mijn rug, mijn adem zit hoog en ik voel mijn hart bonken. Traag fietsend passeer ik hoge herenhuizen en rijd ik onder een ereboog van zware kastanjetakken door. Bladeren ritselen onder mijn wielen. Een nog niet geopende kastanjevrucht valt naar beneden.
Stekels schampen mijn kale schedel. Een waterige zonnestraal kleurt de bomen.

Ik zie op het trottoir een bekende lopen, haal haar in, groet haar, stap af en we babbelen even. Over het weer en de centrale verwarming die af en toe al brandt, over maandag is marktdag en dus even vis kopen, over het voorbije weekeinde met museumbezoek en lekker eten en veel slapen want ik ben soms nog zo moe. Over de naderende herfstavonden met een stapel boeken, af en toe theaterbezoek en het voornemen elke dag een uurtje te schrijven. Ze vraagt welk verhaal van het afgelopen jaar ik mee wil nemen naar de winter.
De zon wint aan kracht en we genieten beiden eventjes volop van de bonte kleurenpracht in de takken pal boven ons hoofd. Dat beeld, die immense, laatzomers bladerkroon vol stekelige vruchten, dat beeld is mijn verhaal voor het vierde seizoen.

Als ik verder rijd, voel ik mijn handen en benen trillen. Moe, dit is een teken van vermoeidheid. Het immense litteken op mijn buik, een roze lint van zo’n vijftig centimeter, trekt. Ik heb al een paar kilometer gefietst. Het wordt tijd ergens binnen te stappen, een cappuccino te bestellen, de ochtendkrant te lezen.

Terwijl ik naar mijn kopje tuur, besef ik dat ik vanmorgen mijn medicijnen niet heb ingenomen. Dat ik vandaag nog niet eerder aan mijn transplantatie dacht. Dat ik een ochtend lang vergat dat ik aan het herstellen ben. Dat ik alleen maar genoten heb. Bijna was ik vergeten hoe dat voelt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten