woensdag 26 januari 2011

In wankel evenwicht

Op 26 januari 2010 scheen een helder zonnetje in een strakblauwe lucht boven het besneeuwde Groningen. Jij, al dertien jaar mijn trouwe partner, kwam met onze Nijmeegse buurvrouw binnen om me op te halen. Na vijf weken in het UMCG te hebben gelegen, mocht ik naar huis. Nog één keer een warme maaltijd eten, nog even de artsen bedanken voor hun professionele en betrokken kundigheid, nog even een bedankkaart schrijven voor het verplegend personeel van de afdeling dat, soms tegen de bezuinigingsklippen op, zijn uiterste best deed om me goed te verzorgen en me te steunen na de zware operatie en tijdens het soms zeer moeizame proces van herstel.  
   We reden door een sneeuwwit landschap terug naar huis!
   Ik was er nog.
   Het leven was er nog.
Toen we onze straat in reden, stonden buren klaar met een spandoek WELKOM THUIS. Er was post, er waren bloemen. Op tafel stond een prachtig boeket, alleen witte bloemen. Van jou!
   Ik huilde. Jij huilde. Van opluchting, van blijdschap, van verdriet...
   Op die 26e januari, vandaag precies een jaar geleden, begon een nieuwe lente.
  
Voor mijn boek Een hellehond van pluche schreef jij aan het eind van jouw bijlage de volgende regels:

Achteraf begrijpen we pas hoe ziek je was, hoe vergiftigd je was door je zieke lever, maar ook hoe die lever al die jaren voor je heeft gevochten. Je bent stiller geworden, meer jezelf. Aarzelend, voetje voor voetje tast je je nieuwe leven af, alsof je op het eerste ijs van een jonge winter staat.

Vandaag ben ik een jaar thuis. Ik wandel, zwem, fiets, kook, draai een was en schrijf aan een nieuw boek. 
   Vanavond ga ik met een vriendin naar de schouwburg, ze spelen een klassieker: in wankel evenwicht.