vrijdag 11 maart 2011

Mevrouw van het Eijck – Verstooten

Haar grijze haren springen - tientallen felrode haarspelden ten spijt - alle kanten op. Niet omdat het niet anders zou kunnen of willen. Waarschijnlijk is het een gecultiveerde slordigheid in het karakter van deze eigenzinnige en krasse dame. Ze draagt een halflange wijdvallende rok. Donkerrood met grote chrysantmotieven. Daarop een kimonoachtig zijden blouse. Zalmkleurig. Geen make-up. Wel een gezonde blos. Een sierlijke lange parelketting om haar hals en enkele gouden armbanden om beide polsen. De leesbril, een ontwerp voor gevorderden, hangt aan een gouden ketting. Een tweede felrode hoekige bril op haar neus. Een generatiegenote.

Donkere fluwelen gordijnen halveren het zicht op de winterse tuin en filteren het kille zonlicht. Haar halfduistere kamer geurt naar anijsthee. Overal staan weelderige varens in Jugendstil bloempotten. De ruimte wordt gedomineerd door een grote vleugel met openstaande klep. Stapels partituren met daarboven, tegen een ruw bepleisterde muur, een originele Mondriaan. Ze glimlacht als ik er naartoe loop: 'Eeen erfstuk,' glimlacht ze. Boekenplanken vol literatuur. Stapels opengeslagen boeken en tijdschriften op haar tafel.
Ze schenkt thee en presenteert een zilveren schaal met daarop een gulle hoeveelheid zelfgebakken tarwekoekjes. Met sesamzaad. Dan gaat ze zitten. Ik sta nog steeds naar de Mondriaanschildering in de matzwarte laklijst te kijken. Een schemerblauw landschapje met bijna abstracte kale bomen. Mevrouw blaast vergeefs een ongewillige pluk haar weg. Zal dat het komende half uur blijven doen. Haar handen maken een wegschuivend gebaar op het mosgroene kleed: dit is mijn ruimte om te denken, hier begint mijn recht tot spreken. Vervolgens maakt ze een uitnodigend gebaar. Ik zet me aan tafel.
‘Wat ik zo jammer vind,’ zegt ze, zonder aarzeling haar betoog beginnend, ‘is het simpele feit dat veel mensen niet op de hoogte zijn van de volledige waarheid en dat wervingscampagnes en donororganisaties er alles aan doen om die waarheid zorgvuldig te verdonkermanen.’
De antieke koperen lamp met negen armen, hangend boven de tafel, laat diffuus licht vallen op haar geaderde handen. Twee trouwringen aan haar ringvinger.
‘Het is allang bekend dat mensen door een donororgaan blijvend veranderen. Plotseling houden ze van sterke drank of bier, of  men lust plotseling varkensvlees terwijl men altijd vegetarisch was. En dat komt door het aura van de overleden donor. Die eigenschappen worden met het geschonken orgaan overgeërfd.’
Ik denk aan die ene onbekende die mijn leven voorgoed veranderde. Ik hecht eraan om te denken aan diens gulheid en altruïsme. Ik drink een slok thee en neem een sesamkoekje.
Mevrouw van het Eijck - Verstooten pakt een boek van de stapel, verandert van bril én stemgebruik, slaat het drukwerk open bij een hardroze papiertje en leest hardop: ‘De lever heeft een specifieke functie in verwerkingsprocessen. Eerst wordt opgeslagen wat nog niet verwerkt is en wat als het ware huiswerk voor de toekomst is. De lever kan symbolisch beschouwd worden als een keldergewelf waarin een voorraad spijzen ligt opgeslagen die nog geproefd en genuttigd dient te worden. Na de opslag dient dan in de tijd de verwerking plaats te vinden. Hoe bewuster iemand contact onderhoudt met het leven, hoe makkelijker de lever kan werken en in deze verwerking wordt de lever tijdig geschoond. Als het keldergewelf vanwege blokkades te vol is met onverwerkte zaken is er te weinig ruimte beschikbaar om nieuwe energie te genereren en raakt de lever zijn balans kwijt, waardoor hij zijn functie van doorbloeder ook niet meer goed uit kan oefenen.’
Zou het waar zijn dat ik vrijwel onbewust in mijn eigen leven stond? Mijn lever functioneerde immers bijna niet meer door mijn aangeboren Alpha 1 anti trypsine deficiëntie kwaal. Ik verslik me in een tweede koekje.
Haar linkerhand trommelt zachtjes en ritmisch met haar stem mee op tafel. De twee gladde ringen glanzen zacht. Naast de theepot op het verkadelichtje staat een portret in zwart-wit van een knappe man. De vrouw leest onvervaard verder: ‘De lever is gevoelig voor alle psychologische verwerkingen. De lever bevat als het ware de agenda voor het leven dat qua verwerking geleefd dient te worden. Na een levertransplantatie gaan de agenda’s van donor en ontvanger fors door elkaar lopen. Je kunt bijna geen contact meer krijgen met je eigen herinneringsopslag. Je leeft verder met de voorraad uit het keldergewelf van een ander. Je kent die vreemde spijzen niet die je nu te nuttigen krijgt. Het is niet het voedsel dat jouw leven nodig heeft en je raakt het spoor bijster: je herkent je eigen leven niet meer.’
Ik kan alleen maar denken aan de herinneringsopslag van mijn donor. Hopelijk had die in dat innerlijke keldergewelf nog veel ongebruikte creativiteit, medemenselijkheid en mededogen. En wat onverteerde beschermingsmechanismen. Daar kan ik nu wel wat van gebruiken. Intussen pak ik een derde sesamkoekje.
Daar heb ik altijd al van gehouden.

wordt vervolgd