vrijdag 10 juni 2011

Nieuwe schoenen

In de vroege en hete zomer van 1952 kreeg ik, drie maanden oud, kinderverlamming. Mijn moeder merkte eerst dat ik bleek zag, toen dat ik koorts had, en vervolgens dat ik zo traag reageerde en bewoog. Mijn rechterbeentje deed eigenlijk al niet meer mee. De dorpsarts vermoedde een simpele zomergriep.
Op de dag dat mijn ouders die zomer verhuisden naar een naburige stad, kwam ook het moment dat mijn moeder meteen na aankomst in onze nieuwe woonplaats - ze vertrouwde die stugge plattelandsdokter niet - een kinderarts raadpleegde. Hij zag me stil in mijn wiegje liggen en stelde meteen de diagnose: polio.
Wekenlang lag ik in quarantaine. Achter glas. Onbereikbaar.

Er bestaan weinig foto’s van mij uit mijn eerste kinderjaren. Fotograferen was in die vroege jaren ’50 een hobby voor mensen die rijker dan mijn ouders waren. Maar er is toch een foto bewaard gebleven die me bijzonder dierbaar is: een klein kiekje, zwart-wit, met een gegolfd wit randje erom heen. Waarschijnlijk ligt ie - in een album verstopt - ergens in de kelder, onder het stof der jaren, en ik zou hem dus niet zo maar eventjes kunnen pakken. Maar het prentje bestaat en ik kan het bijna uittekenen.
De foto is genomen door een vriend van mijn ouders, waar ik een paar daagjes mocht logeren. Ik ben twee, misschien drie jaar. Samen met een dochter van de fotograaf staan we voor hun huis, achter een ijzeren hek met gaas en kijken naar de camera. De jonge vrouw zoals dat toen hoorde: voor de gelegenheid gekleed, serieus kijkend, één voet schuin en gracieus voor de andere geplaatst. Ze draagt een donkere jurk, een strak lijfje met korte mouwen en een boothals, smal in de taille met een brede ceintuur, daaronder een wijd klokkende plooirok. Ze houdt mijn linkerknuistje vast, ik gebruik mijn linkerbeen als standbeen en slinger mijn rechterbeen richting camera. Ik lach. Trots op dat halfverlamde been. Mijn rechterhandje wijst naar mijn beugel en de orthopedische schoen. Trots.
Er is ook een recente en dus digitale foto van mij waarop ik, liggend in een ziekenhuisbed, lachend in de lens van het toestel kijk. Naast en achter mij allerlei apparaten met slangen, meetklokjes, zakken vloeistof en draden. De prent is een week na mijn levertransplantatie genomen. Je ziet de diepe sporen die de kloteziekte en de operatie in mijn gezicht hebben achtergelaten, maar je ziet ook triomf: ‘Kijk, ik ben er nog.’
In de weken die volgden op de operatie moest ik opnieuw leren ademen, hoesten, zitten, wassen, opstaan, lopen, douchen. Ik zag mezelf, voor het eerst sinds weken, weer bloot in de spiegel van de badkamer. Mager. Moe. Kwetsbaar. Ik meed dat spiegelbeeld. Herkende mezelf niet. Zag alleen mijn dode vader. En dan dat litteken, dwars over dat witte lijf. Een felrode lijn van vijftig centimeter. Nee, géén foto, asjeblief!
Het duurde bijna negen maanden voor ik weer, heel voorzichtig, in mijn auto stapte. Alleen maar zitten. Alleen het stuur vasthouden. Eventjes maar. Pas twee dagen daarna durfde ik mijn eerste ritje te maken. Na een kwartier was ik weer terug, trillend van angst en inspanning, drijfnat van het angstzweet, én trots. Ik kon het nog! Helaas was er geen fotograaf in de buurt.
Een maand of tien na de ingreep was ik bij mijn revalidatiearts. Vragend om een verwijsbriefje voor de orthopedische schoenmaker. Nieuwe schoenen waren broodnodig. De oude waren log en loodzwaar. Ze waren lelijk en pijnlijk om te dragen. Het was bijna onmogelijk om er mee te lopen.
Ik wilde een nieuwe schoenmaker. Ik kreeg een nieuwe schoenmaker. Een met smaak. Met oog voor comfort. Met gevoel voor mij: ‘U hebt toch niet met succes een nieuwe lever gekregen om vervolgens op zulke lelijke schoenen te blijven lopen?’ Zo’n man dus.
Inmiddels heeft hij twee paar afgeleverd. Ze zitten als gegoten, lopen prima, maar - veel belangrijker - ze zijn prachtig. Uniek. Iedereen, gevraagd en ongevraagd, moet mijn nieuwe schoenen zien. En ze bewonderen. Eerder mogen ze niets anders van me. Ik ben zo ontzettend trots.
Een dezer dagen, zodra ik tijd heb en het weer het toelaat, poets ik de zwarte glasplaat van onze tuintafel tot die als een spiegel glanst. Daarop zet ik dan mijn Nieuwe Orthopedische Schoenen. En dan fotografeer ik ze. Met een helderblauwe lucht die zich weerspiegelt in het zwarte glas. Zie ze toch eens glanzen in het zonlicht. Bekijk die fraaie weerspiegeling in het tafelblad. Bewonder het ontwerp. Ontdek de subtiele afwerking. De gekleurde accenten.
Misschien - mijmer ik nu - zittend achter mijn computer terwijl het buiten miezert, misschien komt er ooit een dag waarop ik mijn getekende lichaam, met dat enorme litteken, ook zal fotograferen.